‘JA’, is wat ik direct volmondig zou willen schreeuwen. Maar laat ik eerst dit tweede halfjaar even behandelen. Bijzonder was geweest om deze vraag aan mezelf gesteld te hebben aan het begin van het jaar. Waarschijnlijk had ik toen met ‘ja’ of met ‘waarschijnlijk wel’ geantwoord, zonder een verdere uitleg. Toen was het nog een groot feest, de journalistiek. Dat is het nog steeds wel, maar nu op een geheel andere manier.

Het cliché der cliché’s is zeggen: ‘Wauw, dit schooljaar vloog weer bijzonder snel voorbij’. Elk jaar gaat het snel, en elk jaar trap ik er weer in door te zeggen hoe snel het allemaal wel niet ging. Zo ook dit jaar weer, al was deze reis wel een stuk bijzonderder dan voorgaande jaren. Het woord ‘reis’ was ik wel een beetje klaar mee, want om een schooljaar aan te duiden als ‘een reis’ klinkt toch wat zweverig. Maar, zo terugkijkend op dit jaar, was het echt wel een reis. Een weg die je aflegt en waar je echt jezelf tegenkomt, zoals backpackers dat vaak beamen ook te hebben.

Het eerste halfjaar sloot ik ondanks de 30 studiepunten, niet helemaal voldaan af. Ik had steekjes laten vallen en enkele projecten kwamen niet lekker van de grond. Taak voor mij was dus om door te pakken; projecten niet alleen als idee laten staan, maar daadwerkelijk tot een product brengen. Deels gelukt. Ja, deels, niet geheel.

In het ticket en de roadmap, die ik op mijn blog heb samengevoegd, gaf ik mezelf verschillende opdrachten. Een daarvan was het maken van twee producties in de vorm van onderzoeksjournalistiek. Man, wat kwam ik mezelf daar in tegen zeg. Onderzoeksjournalistiek klinkt zo leuk en makkelijk: ‘Hey, even lekker dit onderzoeken en er wat over schrijven of filmen. Tof!’. Nou, nee. Naar mijn idee is het een ontzettend onderschat vak binnen de journalistiek. Laatst las ik een tweet van Rutger de Quay, beter bekend als @rutger_ op Twitter en tevens student op de Fontys Hogeschool voor Journalistiek. De bewuste tweet kan ik na lang zoeken helaas niet vinden (hij tweet nogal wat op een dag), maar in die tweet beweerde hij dat dit filmpje van RTL Nieuws onderzoeksjournalistiek zou zijn. Ik ken Rutger alleen van Twitter en lees graag zijn tweets, maar daar sloeg hij denk ik de plank volledig mis. Dat taxichauffeurs steeds vaker zelfdoding plegen was al langer bekend – mede door dit stuk op WIRED. Veel onderzoek naar het onderwerp was dus niet nodig, op het spreken van de twee chauffeurs in het filmpje na.

Maar enkele maanden voor die bewuste bewering van Rutger, was ik er voor mezelf al achter hoe lastig het eigenlijk wel niet is. Het analyseren van mijn Facebook-data wilde ik in eerste instantie ook onderzoeksjournalistiek noemen. Maar hoe kan ik het zo noemen op het moment dat ik maar enkele uurtjes aan dit stuk kwijt was? Natuurlijk is er geen graadmeter voor ‘hoeveel tijd’ er in een productie met onderzoeksjournalistiek moet zitten, maar een echt goed stuk kost je waarschijnlijk wel enkele weken. Het beeld moet van twee kanten geschetst worden, alles – en dan ook echt alles controleer je dubbel en het moet kwalitatief sterk zijn, het zijn enkele punten waarbij ik nu aan denk bij onderzoeksjournalistiek. Kwaliteit vind ik ontzettend belangrijk daarbij. Je probeert immers een boodschap over te brengen, maar als de kwaliteit achterblijft zal die boodschap hoogstwaarschijnlijk niet overkomen.

Die bewuste kwaliteit geloof ik nog niet te kunnen geven. Daarvoor moet ik nog zoveel meer leren binnen de journalistiek zelf. Met stages en dergelijken geloof ik sneller te groeien naar wat ik wil: het zijn van een journalist die een betrouwbaar en kwalitatief onderzoeksstuk kan maken en presenteren. Daardoor zijn mijn plannen voor twee onderzoeksstukken in het water gevallen.

Verder gaf ik aan een video te willen produceren in de vorm van een documentaire of reportage. Dat is gelukt met de video over Stemdag 2018-video. Een video in samenwerking met Nick Peters waarbij we onszelf voor de leeuwen hebben gegooid. Een uurtje voorbereiding gunden we onszelf, om vervolgens vrij onbevangen mensen om hun mening te vragen over de gemeenteraadsverkiezingen en het referendum. Natuurlijk was hier niet veel voorbereiding voor nodig, maar achteraf had iets meer voorbereiding fouten doen wissen. Hierbij denk ik aan de positionering van zowel de camera als mijzelf tijdens interviews, de tas die ik om heb en soms de vraagstelling. De laatste omdat ik soms wat dieper op de mening van de geïnterviewde in had mogen gaan, maar ik vraag me af of meer voorbereiding dat had verholpen.

Dan het WK voetbal. In het eerste halfjaar gaf ik al aan bezig te zijn met een tijdschrift, maar ook hoe moeilijk dat was. Hoe verder dit halfjaar vorderde, hoe duidelijker het werd dat het tijdschrift nooit voor 14 juni (start van het WK) af zou komen. Teksten waren geen probleem, voornamelijk de vormgeving draaide het project de nek om. Uitbesteden van de vormgeving was geen optie – ik wilde en zou het zelf doen. Ging dat niet? Dan het maar over een andere boeg gooien. Toch gaf ik in het ticket en de roadmap aan het WK te willen behandelen in een tijdschrift of, wanneer dat niet mocht lukken, het een als een groot thema laten terugkeren op mijn blog. Dat laatste is gelukt en ik ben er trots op. Aan mijn voetballiefhebbende vrienden vroeg ik wat zij graag zouden zien. Het zijn geen lezers, dus ik was benieuwd naar het antwoord. Ondanks dat gaven ze aan elke dag wel wat statistieken te willen zien en bereid waren, al was het om een beter wedstrijdbeeld te krijgen, een stukje te lezen. Daarbij was het een pré dat een stuk missen niet direct fataal zou zijn. Oftewel: dagelijks iets nieuws en vers. Door die mening kwam ik uit bij het idee ‘Wedstrijd van de dag’, met de simpele afkorting: WVDD. Die afkorting is krachtig en ligt lekker in de mond, zoals De Wereld Draait Door dat heeft met DWDD. Het doel was elke dag een nieuw stuk over de naar mijn mening leukste wedstrijd van die speeldag. Daarbij gaf ik mezelf de druk om voor te bereiden. Elke dag moet het stuk ‘s morgens vroeg online staan, omdat er vanaf 14:00 (eenmaal zelfs om 12:00) al gevoetbald wordt. Het geluk was dat ik op elk land al ingelezen was voor het tijdschrift. Zo hoefde ik niet nog eens mezelf volledig in te lezen op Saoedi-Arabië of Panama, twee landen waar je toch vrij weinig vanaf weet.

Met de VI WK Special begon ik de kopjes voor boven aan elk stuk te maken. Uit de VI haalde ik informatie over elke speelstad/stadion, de tijden en wedstrijddagen. Die vormgeving vond ik belangrijk omdat het direct belangrijke informatie verschaft (stadion, speelstad, capaciteit, tijd). Vervolgens schreef ik enkele dagen lang wedstrijd-voorbeschouwingen voor de eerste speelronde. Informatie over selecties en dergelijken haalde ik van Voetbal.com af, en Wikipedia (ja, de bron die geen bron mag zijn) voor de geschiedenis op eindtoernooien van elk land. Op het moment van schrijven van dit antwoord, schrijf ik dagelijks een nieuwe WVDD. Ver vooruit werken kan maar dan zouden blessures, schorsingen en de vorm van het land vergeten worden. Nu schrijf ik dus elke dag een WVDD voor de dag erop, iets wat ik blijf doen tot de finale. Naast WVDD houd ik de statistieken bij (topscorers, assists, clean sheets).

Naast de bovenstaande dingen gaf ik aan alledaagse berichten te willen produceren. Dat heb ik gedaan met stukken als de recensie en het stuk over mijn gegevens en de rol van Facebook daarin. Het zijn stukken die ik voorzag van een korte voorbereiding om daarna uit de losse pols te schrijven. De dag daarop las ik zelf de stukken nog eens aandachtig door om te kijken wat ik uiteindelijk mistte. In het geval over Facebook was dit bijvoorbeeld het deel waarin ik mensen instrueer hoe ze gegevens op kunnen vragen. Door die terugblik reflecteerde ik op een andere manier dan in het eerste halfjaar, op de STARR-methode na. In het eerste halfjaar las ik het stuk alleen nog voor eventuele spel- en typfouten, niet om te kijken of er nog iets aan het stuk ontbrak. Een vooruitgang denk ik zelf.

Aan het begin van dit stuk geef ik aan het eerste halfjaar ‘even te willen behandelen’. Dat ‘even’ kan geschrapt worden, want het is een hele lap tekst geworden. Toch hoop ik hiermee voldoende duidelijkheid geschept te hebben. Om tot een volmondig antwoord te komen, behandel ik eerst nog even elke referentie – net zoals ik deed bij het vorige antwoord.

  • Publieksgerichtheid – De stukken die ik schrijf hebben allemaal een, voor mij althans, duidelijke doelgroep. Mijn breedste doelgroepen zijn bij het filmpje en het stuk over Facebook. Bij het filmpje gaan de meningen heel Nederland aan: de een zal de mening(en) delen, de ander niet. Hierdoor wakker je een discussie aan. Waarom stem je bijvoorbeeld voor of tegen bij het referendum? Waarom zou hij of zij dat doen? Heeft het met leeftijd te maken? De doelgroep is er dus een die het ten eerste iets interesseert, en die graag een discussie start – al is dat niet de directe opzet van het filmpje. Die is namelijk gewoon laten zien hoe de mensen in Tilburg denken. Bij Facebook gaat het iedereen aan die een account op Facebook bezit, wat er nogal wat zijn. Het is voor elke gebruiker interessant om te weten wat Facebook precies van je weet, naast wat men zelf al weet dat Facebook weet (leeftijd, berichten die ze zelf geplaatsts hebben etc.). Tevens is het door de instructie een stuk dat nog net wat meer interesse wekt, mensen zijn immers nieuwsgierig.
  • Researchen – In het eerste halfjaar dacht ik al veel research gedaan te hebben. Pas nu merk ik hoeveel meer je kunt doen. Dit tweede deel heb ik ontzettend veel gelezen wat uiteindelijk te maken heeft met mijn producties. Denk aan het referendum (research puur uit interesse, kwam uiteindelijk van pas met het doorvragen op het onderwerp in het filmpje, het WK (teaminformatie, geschiedenis, korte analyses) en Facebook. Allemaal dingen waar (gelukkig) ontzettend veel over te vinden is. Naast dat de informatie verrijkend voor me was, gaf het ook een boost aan de kwaliteit van mijn stukken.
  • Produceren – Het zorgvuldig en doelgericht selecteren van informatie , het ordenen en verwerken in tekst, beeld en geluid gaat mij prima af. Wat mij minder goed afging was het ‘massaal’ produceren. De afgelopen drie maanden merkte ik dat de motivatie minder en minder werd, en een echte oorzaak kan ik daar niet aan hangen. Door die mindere motivatie werkte ik mijn ideeën vaak niet uit, wat een uiteindelijk vrij mager blog oplevert. Niet enorm veel producties dus. De motivatie zakte volledig naar een dieptepunt tijdens het maken van de tv-uitzending met de groep, waarbij ik samen met studiegenoot Stephanie Roggekamp het onderwerp ‘vergeten kinderen’ behandelde. Dat blijkt ook uit het uiteindelijke filmpje dat kwalitatief beneden pijl is. De boodschap komt over, maar het is niet iets waar ik trots op ben. Alleen het uitnodigen van de gast voor het onderwerp was een echt leuk onderdeel. Hem leren kennen, informeren etcetera. De uitzending is hier te bekijken, het fragment van Stephanie en mij zie je vanaf 7:18. Het interview met de door mij uitgenodigde gast zie je vanaf 10:45. Gelukkig hervond ik mijn motivatie voor het WK, waarover ik nu met heel veel plezier elke dag schrijf.
  • Vernieuwen – Een competentie die ik persoonlijk het moeilijkste vond en nog steeds vind. Ja, er zijn mogelijkheden binnen de journalistiek om te vernieuwen. Ik denk alleen dat je heel wat handvaten en dus mensen om je heen nodig hebt om echt vernieuwend te werken. Zelf heb ik dus veel nagedacht over vernieuwen. Hoe pak ik dat aan? Zijn er mogelijkheden (met eventueel andere groepsgenoten) om iets vernieuwend te brengen? Geen enkel echt concreet idee kwam voort uit mijn gedachten. Het enige echt vernieuwende is WVDD bij mijn WK Special. Maar is dat echt vernieuwend te noemen? Er zijn tal van voorbeschouwingen in de media, alleen behandelen zij ze haast allemaal waar ik er maar één per dag doe. Je kunt het dus ook een gebrek vinden in plaats van een vernieuwing. Een competentie die dus lastig is en ook blijft.
  • Reflecteren – Tijdens het assessment kwam meermaals naar boven dat de STARR-methode een uitstekende is om te reflecteren. Ik heb voorzichtig gekeken naar andere methoden, maar de STARR leek mij nog steeds een uitstekende. Bij elk stuk heb ik daarom weer een STARR geschreven. Hierdoor kom ik telkens goed uit bij wat ik zeggen wil over het stuk en kan ik goed verwoorden wat ik er uiteindelijk van vind. De reflectie op mijn gehele WK werk is na alle statistieken te vinden, hier dus. De rest van de reflecties staan netjes onder elk stuk.

Het antwoord – is de journalistiek iets voor mij?

JA

In het begin schrijf ik volmondig ‘ja’ te willen zeggen. Daar blijf ik bij, want ik denk dat de journalistiek bij mij past. Hierboven omschrijf ik denk ik goed waarom, op de tijd waarin mijn motivatie minder was en de competentie ‘vernieuwen’ na.

Dat de journalistiek iets voor mij is, betekent niet dat ik volledig tevreden terugkijk op dit eerste halfjaar. Ik twijfel om, mocht ik overgaan, verder te gaan in het reguliere. Condor spreekt mij nog steeds enorm aan, maar ik ben bang dat ik wederom een motivatie-dip krijg. In het reguliere is die kans er ook, maar heb ik door de verplichtingen meer verantwoordelijkheid en dus minder plaats voor een mindere motivatie. De motivatie voor de studie is er absoluut nog, het is alleen nu dus kiezen tussen regulier en Condor.